Voorbeelden van het gebruik van Zit er in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Wie zit er achter deze stakingen?
Wie zit er aan de tafel?
Jawel, want ik zit er nu naar te kijken, Jason!
Wie zit er op de schopstoel?
Wat zit er in de achterbak?
Waar zit er asbest in een huis?
Ik zit er midden tussenin.
Wie zit er in jouw voetbalteam?- QuizzStar.
Zit er een baby in uw auto?
Ik zit er bovenop, baas.
Wie zit er in die taxi?
Wie zit er achter al dit geweld?
Zit er pindakaas op je gezicht?
Zit er meel op m'n gezicht?
Ik zit er. April.
Wie zit er in jouw voetbalteam?
De lucht zit er vol met 'n hallucinogene verbinding.
En op het uiteinde zit er een kleverig bolletjes.
Verdomme, nu zit er bloed aan m'n telefoon.
Dus, ik… ik zit er aan te denken om een huisbezoek te doen.