TRAF - vertaling in Nederlands

• ontmoette
• raakte
• zag
• kwam
• heb
• trof
• nam
• maakte
• sprak
• ontmoeting
• tegenkwam
• ging
• arriveerde
• scoorde
• lijf
• ontmoete
• stuitte

Voorbeelden van het gebruik van Traf in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Aber vielleicht die Person, die er am Flugplatz traf.
Maar de persoon die hij trof op het vliegveld misschien wel.

Deshalb traf ich diese Entscheidung.
Daarom heb ik dit besloten.

Zur Arbeit. Ich traf deine Mutter auf dem Weg.
Ik kwam je moeder tegen op weg naar haar werk.

Ich traf ihn mit meinem Schwert, glaube ich.
Ik raakte 'm met m'n zwaard, denk ik.

Vor der Kreuzfahrt. Ich traf ihn in Paris.
Ik zag 'm in Parijs, voor de cruise.

Ich traf deine Mum in einer Bar.
Ik ontmoette je moeder in een bar.

Vielleicht traf sie James dort.
Misschien sprak ze daar af met James.

Ich traf'ne Wahl.
Ik maakte een keuze.

Ich traf eine Kammerfrau in Eurem Appartement an.
Ik trof een kamermeisje aan in je kamer.

Ihr Vater traf schwierige Entscheidungen.
Uw vader nam moeilijke beslissingen.

Ich traf ihn nie.
Ik heb hem nooit gezien.

Ich traf heute im Dorf Mrs. Hughes.
Ik zag Mrs Hughes in het dorp vandaag.

Ich traf ihn mit meinem Schrei.
Ik raakte hem met m'n schreeuw.

Ich traf gestern einen Detective, den ich kenne.
Ik kwam gisteren 'n rechercheur tegen die ik ken.

Traf eine Iñupiaq-Frau, zog nach Selawik.
Ontmoette een Inupiaq-vrouw, verhuisde naar Selawik… en startte een nieuw leven.

Du weißt, dass ich den Prinzen traf.
Je weet dat ik een ontmoeting heb gehad met de prins?

Nein, ich traf ihn nochmal nach Französisch.
Nee, ik sprak hem weer na Frans.

Saru traf die richtige Wahl.
Saru maakte de juiste keuze.

Nach der Arbeit traf er keine Kollegen.
Buiten het werk trof hij geen collega's.

Gewissermaßen? Ich traf lange keinen Waldschrat mehr.
Min of meer? Ik heb al een tijd geen leshy gezien.