Voorbeelden van het gebruik van Stil in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Stefano zat stil in zijn eigen kamer.
Stil, ik kan mezelf niet horen ruiken.
Stil, stil, stil, ze luisteren.
Alle klokken in het huis staan stil.
Jordan, we weten dat je hier bent. Stil, Murphy.
Ik dacht dat ik stil was.
Stil zijn.
Stil, maar vervelend.
Stil. Jij moet Jess zijn.
Ik was stil en aandachtig.
Stil, Bender, je jaagt de vissen weg.
Ik was stil en verlegen.
M'n hart stond stil.
Ik ben Todd Hewitt. Stil.
En als ik stil ben?
Stil, mijn broer gaat je horen.
Stil, mijn huisdier.
Hij was zo stil en subtiel als haar racisme.
Het is tenminste stil als hij naar het toilet gaat.
Als je stil blijft, moet ik de rest van het verhaal erbij bedenken.