Voorbeelden van het gebruik van Zou het weten in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Aye en je zou het weten als je hem zag.
Zou het niet weten. Ik heb geen geld in mijn onderbroek.
Ik zou het niet weten, kan je geen kamergenoot zoeken?
Je zou het toch weten als er iemand uit mijn naam land kocht.
Maar de politie van Boston zou het dan weten.
Ik zou het weten als ik je bang zou maken.
Becca, uiteraard, jij zou het niet weten.
Ik zou het niet weten.
Ik zou het niet weten, meneer.
Ik zou het niet weten. Ik neem aan dat het geniaal smaakt.
Ik zou het niet weten. Ze wil nog een maandje wachten.
Ik zou het niet weten.
Ik zou het niet weten, waarom vraag het haar niet?
Ik zou het niet weten, ik denk om de Janser Handicap te winnen.
WEB Ik zou het niet weten.
Ik ga met zeer aantrekkelijke vrouwen uit, dus ik zou het niet weten.
Niemand zou het ooit weten.
Ik zou het niet weten, als jager laten ze mij koud.