TIME - vertaling in Nederlands

• tijd
• keer
• moment
• time
• tijdstip
• laat
• periode
• altijd
• vaak
• ogenblik

Voorbeelden van het gebruik van Time in het Engels en hun vertalingen in het Nederlands

I knew all the time he was tame.
Ik wist altijd al dat hij tam was.

What time is it in Mar DeL Plata?
Hoe laat is het in Mar del Plata?

But not this time, David.
Maar dit keer niet, David.

Between our time and the future.
Tussen onze tijd en de toekomst.

Nation Time, the black artist Shangri-La-La-La.
Nation Time, het shangri-la voor de zwarte kunstenaar.

Maybe this isn't the time.
Misschien is dit niet het moment.

We have girls at school all the time.
We hebben heel vaak meisjes van school.

I don't every time get what I want.
Ik krijg niet altijd wat ik wil.

Hey, Vic. What time is it?
Hoe laat is het? Vic. Hey?

It's the time of miracles.
Het is de periode van mirakels.

Is this your first time in India?
Uw eerste keer in India?

But her time of death doesn't match their story.
Haar tijdstip van overlijden komt niet overeen het hun verhaal.

Time for you to invest in a new suit.
Tijd voor u om te investeren in een nieuw pak.

Filters! Look.- Real time tracking.
Real time tracking. Kijk.- Filters.

This is no time for war.
Dit is niet het moment voor oorlog.

He's on TV all the time.
Hij is vaak op TV.

This is not the time for jesting, Your Highness.
Dit is geen ogenblik om te gekscheren Uwe Hoogheid.

Bainbridge at this time of year?
Bainbridge in deze periode van het jaar?

Enrico Maxwell. What time is it, Walter?
Hoe laat is het, Walter? Enrico Maxwell?

Is this your first time in Berlin, Esty?
Eerste keer in Berlijn, Esty?