Voorbeelden van het gebruik van Eens in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Eens was ze iemands kind, iemands geliefde.
Kijk eens in het dashboardkastje.
We zijn het nog niet eens.
Fijn dat we 't eens zijn.
Ik was het niet met haar eens.
En we hoeven het niet altijd eens te zijn.
Lisa's eens zo magnetische ogen lijken nu enkel leeg.
Dudley! Ga eens aan de kant.
Je hebt niet eens naar me geluisterd, ofwel?
Hij kijkt niet eens naar de wedstrijd.
Eens kijken wat hij kan. Nee.
we waren het eens.
Ik was het niet eens met zijn besluit.
Admiraal Smith?- Daar ben ik het mee eens.
Hij en Charles waren het politiek nooit eens.
Waar eens duisternis was,
Jullie zouden hier niet eens moeten wonen, egocentrische yuppie klootzakken!
Vertelt u me eens waarom u hier bent, Miss Duquette?
Wil je nog eens kijken?- Echt?
Omdat ik niet, ik niet eens weet hoe je hem aan moet zetten.