MAL - vertaling in Nederlands

• eens
• keer
• even
• ooit
• zelfs
• maal
• nog
• vroeger
• laten
• eenmaal
• mal
• weleens
• kijken
• eerder

Voorbeelden van het gebruik van Mal in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Hast du mal ein Pangolin gevögelt?
Je hebt ooit seks met een schubdier?

Nicht mal DNA unter seinen Fingernägeln?
Zelfs geen DNA-bewijs onder de vingernagels?

Er hat sich mal mit Reverend Sun Myung Moon unterhalten.
Hij heeft nog met dominee Sun Myung Moon gesproken.

Komm mal mit, Ernesto.
Kom even met mij mee, Ernesto.

Mal vom Blitz getroffen?
Keer geraakt door de bliksem?

Guck mal ins Handschuhfach.
Kijk eens in het dashboardkastje.

Mal sehen, ob wir rauskriegen, was schief ging.
Laten we een zien of we kunnen ontdekken wat er fout ging.

Ich war mal seine Babysitterin.
Vroeger was ik zijn oppas.

Esther, 52 Mal 8 sind 516.
Esther, 52 maal 8 is 516.

Mal was vom Gefangenen-Dilemma gehört?
Ooit van het gevangenendilemma gehoord?

Einige sagen, er verlässt nicht mal sein Haus.
Sommige zeggen zelfs dat hij nooit z'n huis verlaat.

Die würden uns nicht mal anspucken, wenn wir brennen würden.
Ze zouden nog niet op ons spugen als we in de fik stonden.

Ziehst du mal die Handbremse.
Trek even aan de handrem voor me.

Mein erstes Mal im Gefängnis.
Mijn eerste keer in de bak.

Nein, nein, nein. Mal sehen, was sie draufhat.
Eens kijken wat hij kan. Nee.

Mal angenommen, Sie glauben ihm für einen Augenblick.
Laten we aannemen dat jij hem gelooft op dit moment.

Wir waren mal befreundet, Moira.
We waren vroeger vrienden, Moira.

Sechs mal drei.
Zes maal drie.

Wenn sie mal steht, will sie sich nicht mehr setzen.
Als ze eenmaal staat, wil ze niet meer zitten.

Ich war mal in einem Tresorraum, als er ausgeraubt wurde.
Ik ben ooit in een kluis beroofd.