Voorbeelden van het gebruik van Fijn in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Fijn dat je wakker bent.
Het is fijn om hier te zijn, Bill.
Het was fijn om met U te praten.
Fijn dat jullie geen wrok koesteren.
Fijn dat ze een nieuwe vriendin heeft.
Fijn, hoor.-Ik geloof er geen woord van.
Don Maroni. Fijn je te zien.
Heel fijn, dank je.
Fijn dat je me wilt helpen.
Ik vind het niet fijn om gelijk te hebben.
Maar is het niet fijn als ze voorbij zijn?
Het was fijn u weer te zien, dr. Oldman.
Maar het is toch fijn om familie te hebben.
Fijn dat ik het eindelijk weet.
Het is toch fijn hier.
Fijn dat je zomaar weg kan gaan
Fijn dat je je beter voelt.
Fijn dat je op tijd terug bent.
Meestal is dat erg fijn om aan te raken.
Camille. Fijn dat je er bent.