Voorbeelden van het gebruik van Zou toch in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik zou toch risotto maken?- Wat is dat?
Maar de EEG zou toch opkomen voor de cacao-landen,
Je zou toch weggaan.
Ha, Lexie. Je zou toch in de hal wachten?
Niks. Ik zou toch met Joe praten?
Het lijkt absurd.- Hij zou toch altijd weg zijn!
Je zou toch niets stoms doen?
Ik zou toch koning worden, of niet?
En jij zou toch niet meer een betwetertje zijn?
Lucas zou toch helpen.
Jij zou toch thee zetten?
Dit wijngedoe zou toch je werk niet beïnvloeden?
Je zou toch alleen komen?
Dit zou toch goed moeten zijn?
Rory zou toch gaan vechten?- Wat?
Je zou toch bij je vader blijven. Hallo?
Wat? Je zou toch niet iets stoms doen,
Je zou toch met Cam praten?
Er zou toch geen nieuwe pop komen? En?
U zou toch met de nachttrein komen?