Voorbeelden van het gebruik van God in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
God, wat is dit?
God, wat ben jij klein.
God, wat ben je toch mooi.
God, dat is walgelijk.
Oh, God, het is Gavin.
Je probeert God en de goddelijke godin in de ouderval te lokken?
God, dit is verschrikkelijk.
Oh, God, het is 3 uur in de morgen!
Als je God ziet, laat het me dan weten.
Een verbintenis voor god van twee zielen, man en vrouw.
God, ja, bedankt.
God, daar zijn ze.
Nee, wacht, god, ik weet niet meer wat hij zei.
God, dat kind is amper uit de luiers!
Ga slapen en dank God voor alles wat je hebt.
Noem die God niet, tranenjongen.
Goeie God, de hele voorraad?
De god van de concurrentie verdient geen standbeeld.
Lieve God, ik kan niet ophouden met er aan te denken.
God, ik had die cheque niet moeten verscheuren.