KNOWING - vertaling in Nederlands

['nəʊiŋ]
['nəʊiŋ]
weten
know
idea
learn
understand
advance
be aware
manage
kennen
know
have
recognize
meet
be familiar
be aware
alwetend
all-knowing
omniscient
aware
knower
knowledge
full knowledge
knowing
cognizant of all things
ever
well-acquainted
kennis
knowledge
expertise
note
know-how
acquaintance
understanding
meet
awareness
skills
bekend
familiar
famous
well-known
unknown
aware
renowned
known
announced
confessed
acquainted
wetende
know
idea
learn
understand
advance
be aware
manage
weet
know
idea
learn
understand
advance
be aware
manage
wetend
know
idea
learn
understand
advance
be aware
manage
kennende
know
have
recognize
meet
be familiar
be aware
kent
know
have
recognize
meet
be familiar
be aware
kende
know
have
recognize
meet
be familiar
be aware

Voorbeelden van het gebruik van Knowing in het Engels en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Financial category close
  • Computer category close
  • Ecclesiastic category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Than the rest of my life knowing i never could.
Dan weten dat ik het de rest mijn leven niet meer kan.
Indeed, He is Wise and Knowing.
Want hij is alwetend en wijs.
Not knowing if you're a good cop or not.
Niet wetend of je een goeie agent bent of niet.
Knowing love writes it in his book.
Wetende dat hij liefde in zijn boek schrijft.
Without delaney knowing we did it?
Zonder dat Delaney weet wat we gedaan hebben?
Knowing about the information small enterprises need.
Kennis omtrent de informatiebehoefte van kleine ondernemingen.
Knowing how to use it is an art.
Weten hoe het te gebruiken is een kunst.
Knowing your imitations… die with you.
Het kennen van uw imitaties… sterven met jou.
And Allah is the Multiplier of rewards, Knowing.
En Allah is Waarderend, Alwetend.
Knowing Murdoc, you won't find any.
Murdoc kennende, zul je die niet vinden.
Knowing you could fix it.
Wetende dat je het zou kunnen verhelpen.
He robbed the lab knowing what the kits are worth.
Hij heeft het lab beroofd, wetend wat de kits waard zijn voor de criminelen.
And I'm good at knowing what she wants.
Ik weet goed wat ze wil.
They came without knowing Hebrew to Israel.
Ze kwamen zonder kennis van Ivriet naar Israël.
And I wanted to get married knowing who I am.
Ik wilde weten wie ik ben voor ik trouw.
He is Hearing and Knowing.
Hij is Alhorend, Alwetend.
Walking the streets… knowing the truth.
Wandelend door de straten… de waarheid kennen.
Knowing Margaret, she will carry that with you.
Margaret kennende, zal ze dat meedragen.
Your 45 minutes of knowing her?
U kent haar net drie kwartier?
Right, knowing that no-one can?
Oke, wetende dat niemand dat kan?
Uitslagen: 23396, Tijd: 0.0631

Top woordenboek queries

Engels - Nederlands