Voorbeelden van het gebruik van Roept in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
De dominee roept je na een gezang naar voren.
Margaret roept je als ik klaar ben.
Dan roept ze dat Linda haar badmuts is vergeten.
Aub, Niemand roept'boom'!
Dat is één van de kinderen, roept Taif's naam.
U zult niet horen wat %1 zegt of roept.
U zult weer horen wat %1 zegt en roept.
hij is pissig, en roept om jou.
Dat elke dag m'n echte broer mijn naam roept?
Excuseer u me, de op één na hoogste plicht roept.
In iedere dader zit een slachtoffer dat om hulp roept.
En als die zo tegen je roept.
Iemand… die nooit roept.
Ik wacht er al jaren op dat iemand' boom geveld' roept.
Beter dan een claxon en iemand die"Achtung!"roept.
Ik heb al gezegd dat god me niet naar een klooster roept.
Een man roept.
Druk op de startknop en het standbeeld roept je!
Zoals God jullie ook roept tot één hoop.
Een arme ziel die om hulp roept.